Lokaal perspectief is onmisbaar voor robuuste energievoorziening

Roosmarijn Sweers, energiestrateeg Drechtsteden:
‘Lokaal perspectief is onmisbaar voor robuuste energievoorziening’
De energieregio Drechtsteden is ver met een lokaal perspectief op het energiesysteem. Op 20 van de 64 bedrijventerreinen in het gebied zijn energiehubs opgericht of in oprichting. De regio faciliteert dit met een Digital Twin. ‘Inzicht in het lokale perspectief is onmisbaar om te komen tot een robuuste en kostenefficiënte energievoorziening. We gaan van een centraal naar een meerlaags energiesysteem,’ zegt Roosmarijn Sweers, beleidsstrateeg van de energieregio Drechtsteden.
‘Gebiedsgericht’ is een sleutelwoord in de energietransitie. Met aanstekelijk enthousiasme demonstreert Sweers ‘haar’ Digital Twin. Het systeem maakt inzichtelijk wat het effect is van bepaalde keuzes. Wat is bijvoorbeeld de impact van een windmolen op het energieaanbod op een bedrijventerrein? Of wat er gebeurt als er 50 vrachtwagens tegelijk worden opgeladen? De impact verschilt per bedrijventerrein enorm, afhankelijk van de zwaarte van de gebruikers.
Hoe komt het dat de ondernemers in de Drechtsteden zo vér zijn?
De bedrijven zijn goed georganiseerd. De Werkgevers Drechtsteden werkt met innovatietafels waar ze gezamenlijke vraagstukken oppakken. Dat netcongestie een groot probleem zou worden, beseften ze al vroeg. Energie raakt de continuïteit van bedrijven. Grip op de prijs van en de toegang tot energie is cruciaal, het is daarom belangrijk een groter deel van de energie gezamenlijk lokaal op te wekken en in het gebied te houden.
Welke rol spelen de gemeenten?
De Energieregio faciliteert dit met de inzet van de Digital Twin, de inzet van energie-expertise en met actieve betrokkenheid. We geven inzicht in de gevolgen van bepaalde keuzes en stellen expertise beschikbaar om de energie coöperatie op te richten. De gemeente is bevoegd gezag voor de vereiste besluiten, bijvoorbeeld over windmolens. De lokale laag is de basis van de samenleving. Dit is nog niet belegd, maar we doen het als gemeenten wel. Alle overheden zijn nodig om op hun eigen laag van het energiesysteem te doen wat nodig is, de wisselwerking tussen de lagen moeten we als samenwerkende overheden organiseren.
Wat is het belang van het lokale perspectief?
In Zuid-Holland is er netcongestie door een transportprobleem op een station van TenneT, maar het gevolg mag niet zijn dat voor grootverbruikers het hele onderliggende gebied op slot gaat. Als er op de snelweg een file staat, ga je ook niet het onderliggende wegennet afsluiten. Op elk van de lagen van het energiesysteem moeten we opwek en verbruik bij elkaar brengen. Juist lokaal zijn er veel mogelijkheden om energie meer direct te koppelen, ook al is er een transportprobleem op een hoger netvlak. Daar kunnen we op inspelen en afspraken over maken, denk aan netbudgetten en groepscontracten.
Lukt dit in de Drechtsteden al?
Alle 20 energiehubs werken aan het oprichten van een energiecoöperatie, er zijn er al 6. In een energiehub verkennen bedrijven de mogelijkheden, het is een samenwerkingsproces waar de Digital Twin bij helpt. Op sommige bedrijventerrein kun je bijvoorbeeld onmiddellijk alle daken vol leggen met zon, maar wel in combinatie met andere energiemaatregelen, zoals opslag. De Digital Twin geeft inzicht in de optimale mix van maatregelen.
Wat voor data zitten er in de Digital Twin, waar haal je ze vandaan?
Het zijn deels openbare data over soorten bedrijven, woningen, woonwijken, dakoppervlakten, het warmtebeleid van de gemeente, inschattingen van voertuigen en hun energiegebruik etc.. Op de bedrijventerreinen waar we de Digital Twin inzetten, voegen de ondernemers hun eigen energieprofiel en toekomstplannen eraan toe. Met de netbeheerder zijn we in gesprek om de net-topologie erin te zetten, dan kun je zien met welke bedrijven je op dezelfde lus bent aangesloten. Ook geeft dit inzicht in het energieprofiel; je ziet wanneer in een gebied de verbruikspieken zijn. Dit kan in het ene gebied heel anders zijn dan in het andere. Je kunt de puzzel alleen maar leggen met de mensen in het gebied zelf.
Jij zegt dat de ruimtelijke impact van de energietransitie kleiner wordt door lokale systemen, hoe kan dat?
De overheid kijkt naar de grotere ruimte, ondernemers kijken naar hun eigen kavels. De bedrijven weten waar en hoe ze opslag en opwek kunnen integreren. Dan zien ze bijvoorbeeld een potentiële locatie voor een windmolen, wat een interessant gesprek geeft met de gemeente. Het belang van duurzame opwek komt beter op tafel. Je ziet bijvoorbeeld dat strikte afstandsnormen voor windmolens belemmerend zijn voor de bedrijvigheid.
Hoe krijgen lokale systemen een plek in het prioriteren en programmeren van energieinfrastructuur?
In het Zuid-Hollandse meerjarenprogramma pMIEK zit een studie die aantoont dat lokale optimalisatie cruciaal is. De pMIEK redeneert nu nog met scenario’s, geordend naar sectoren zoals gebouwde omgeving, mobiliteit, industrie etc.. De aantallen zijn uitgesmeerd over het hele gebied, terwijl je in de Digital Twin ziet dat er grote verschillen zijn tussen gebieden. De energieregio Drechtsteden heeft aan de pMIEK een bijlage toegevoegd waaruit blijkt dat we met lokale optimalisatie het bestaande energiesysteem veel beter kunnen benutten.
Onderwijl toont Sweers in de Digital Twin hoe de energievraag op een bedrijventerrein omhoog schiet als er een laadplein voor 50 vrachtwagens wordt aangelegd, en hoe de vraag diep in het rood schiet. ‘Als je dit laat zien aan ondernemers, snappen ze meteen dat dit niet gaat vliegen. Elk bedrijf moet elektrificeren, maar het is geen goed idee om het alleen te doen. Je moet het combineren met gespreid laden (energiemanagementsystemen), zon en wind, en in de goede volgorde. Voor dat besef is een Digital Twin nodig.’
Hoe verandert dit alles de regionale energiestrategie (RES)?
Onze RES 2.0 wordt integraal; warmte en elektriciteit zitten erin, en we hebben een gebiedsgerichte benadering. We zijn de RES 6 jaar geleden begonnen met duurzame opwek inpassen, maar dat geeft veel te grote pieken. In de RES 2.0 laten we per wijk en per bedrijventerrein de mogelijkheden zien. In welke mate kunnen we lokaal opwekken en verbruiken? Wat is er aan wisselwerking nodig tussen de gebieden? En tussen de Drechtsteden en de hoger gelegen netvlakken? We werken nu aan een verbonden energiesysteem dat we robuuster willen maken. Die robuustheid is nu onderbelicht. De combinatie van centrale en decentrale voorzieningen is cruciaal voor de weerbaarheid van de energievoorziening.
Waarom zijn lokale systemen dan nog maar zo beperkt onderdeel van het bestaande energiestelsel?
Omdat het een grote omslag is, die vraagt om anders werken. Het is een krachtenspel tussen gevestigde en nieuwe belangen. Een lokaal energiesysteem vereist een andere marktinrichting. Als je minder energie transporteert, zou je tarief lager moeten zijn. Het systeem moet zo worden ingericht dat het lonend is om energie van dichtbij te gebruiken. Je moet ook achter de meter kunnen verrekenen met elkaar als je energie deelt op een bedrijventerrein. Dit kunnen we gebiedsgericht organiseren door een coöperatie op te zetten, te investeren in een handelsplatform en energiemanagementsystemen, laadpleinen en opslag. We kunnen daar nu al veel aan doen. Het erkennen en waarderen van nabijheid is een parallel traject. Dit vraagt betere data en informatie, prikkels in de nettarieven, het sluiten van groepscontracten etc.
‘Transitie is stap voor stap afpellen,’ zegt Sweers. ‘De essentie van beleid is spelregels maken naar de omstandigheden.’ Ze toont een lijstje met kaders voor de omslag naar een duurzame en meer robuuste energievoorziening.
- Van centraal naar meerlaags energiesysteem
- Van sectoraal naar gebiedsgericht
- Van individueel naar ook collectief
- Van zekerheden (in span of control netbeheerder) naar samen mogelijk maken
- Van controle naar grip
Hoe komen we daar?
Samenwerken en erkennen dat het én-én is, centrale en decentrale systemen vullen elkaar aan. Ieder moet op z’n eigen laag de puzzel leggen. Daar is bijvoorbeeld voor nodig dat de netbeheerders informatie delen zodat we het energiesysteem per gebied kunnen optimaliseren. Daar liggen nu nog belemmeringen.
Sweers verwijst naar de natuur. ‘Survival of the fittest betekent dat wie het beste kan inspelen op de omstandigheden overleeft. Het gaat om aanpassingsvermogen en het organiseren van samenwerking. In het bestaande systeem er is veel oog voor concurrentie, maar de fittest is juist degene die het samendoet.’
(De tekst van dit bericht is verzorgt door Marjan Arenoe op basis van een interview met Roosmarijn Sweers in opdracht van Transform, het bijbehorende beeld is gemaakt door Robèrt Guérain)
Egbert Bouwhuis